Piloten

De verschillende fasen van ons instructieprogramma

Elementaire besturing

Starten van de motor, taxiën en vlieggewenning

  • Voorbereiden en afhandelen van de vlucht
  • Correcte uitvoering van de pre-flight checks
  • Beheersen van de bewegingen van het toestel op de grond
  • Vertrouwd raken aan het toestel en de omgeving van het vliegveld in vlucht

Neusstand, dwarshelling, rechte lijn

  • Bereiken en aanhouden van een rechtlijnige horizontale vlucht aan constante kruissnelheid
  • Rechtuit vliegen bij verandering van neusstand, motorvermogen en flaps
  • Gestabiliseerd rechtlijnig klimmen
  • Gestabiliseerd rechtlijnig dalen (met en zonder motorvermogen)
  • Inzetten en aanhouden van een gecoördineerde bocht met matige dwarshelling
  • Soepel sturen en de effecten van de sturen, snelheid, schroefwind, trim, motorvermogen en flaps begrijpen en beheersen

Precisievliegen

Opstijgen en klimmen

  • Controles voor de start
  • Oplijnen, rechtlijnige startaanloop, loskomen en gelijkmatig klimmen (Vx en Vy) met geen of normale kopwind

Circuit, nadering en landing

  • Circuit invoegen en volgen overeenkomstig een grondpatroon, eindnadering vliegen en rechtlijnig landen met geen of normale kopwind
  • Parkeren en controles na de landing

Fijn en veilig sturen

  • Snelheid, hoogte en richting binnen de limieten houden
  • Gecoördineerd en gestabiliseerd bochten met verschillende hellingen
  • Klimmende en dalende bochten maken
  • Richtingsveranderingen nauwkeurig uitvoeren door gebruikmaking van referenties op de grond
  • Richting aanhouden t.o.v. het magnetisch kompas
  • Soepele vluchtovergangen en uitrollen op koers
  • Veilig rechtuit vliegen aan kritiek lage snelheid

Vliegerschap

Uitkijken, verdeling van de aandacht, juiste scantechniek, oriëntatie, correcte planning, naleven circuit procedures, hoogtebeperkingen en voorrangsregels, vermijden van geluidsgevoelige gebieden

Bijzondere vluchtfasen

Opstijgen, klimmen, circuit en landen

  • Starten, circuit vliegen en landen met zijwind (op een asfaltpiste en op een kort grasveld), in krab en in slip, bij matig en bij druk vliegveldverkeer
  • Landen in matig turbulente omstandigheden
  • Landen met en zonder flaps

Specifieke-, abnormale- en noodsituaties

  • Doorstarten van op lage hoogte
  • Veilig laagvliegen met bijzondere aandacht voor hindernissen en veilig gecoördineerd bochten
  • In gecontroleerd luchtruim evolueren (voor zover in het bezit van een radiovergunning)
  • Nagebootst motordefect na het opstijgen
  • Voorzorgslanding en gesimuleerde noodlanding met motor op traagloop
  • Nauwkeurigheidslanding
  • Uitvoeren van scherpe bochten op gelijkblijvende hoogte en aan constante snelheid (binnen de veiligheidslimieten van het toestel)
  • Veilig gecoördineerd slippen
  • Precisievliegen volgens een vooraf bepaald grondpatroon (halve en volle cirkel, 8 figuur)

Voorkomen van gevaarlijke vliegstanden

  • Invloed kennen van verkeerde belading en foute zwaartepuntligging op de stabiliteit van de ULM
  • Herstellen uit een gecontroleerd draagkrachtverlies en terugkeer naar de normale vluchtpositie
  • Herkennen van de symptomen van een naderende stall en spin. Instinctief en onmiddellijk reageren teneinde deze te vermijden

Alleen vliegen

Eerste solovlucht(en)

  • De vlucht foutloos voorbereiden
  • Alle veiligheidsaspecten kennen en correct toepassen
  • Eerste solovlucht(en) uitvoeren met correcte toepassing van wat aangeleerd werd

Solo training

Lokaal en in circuit de besturing verder oefenen onder toezicht van de instructeur

Navigatie

Vluchtvoorbereiding

  • De vlucht grondig voorbereiden
  • Analyse van de weersituatie, luchtruimgebruik, NOTAM’s, interpretatie vliegkaart en vliegveldinformatie, navigatielog, gegist bestek
  • In gereedheid brengen van het toestel en controles uitvoeren

Overlandvlucht

  • De geplande route vliegen door de berekende kompaskoers te sturen
  • Kaart lezen en grondnavigatie
  • Behouden van hoogte, koers en snelheid
  • Koersverbeteringen en uitwijken naar een alternatief veld
  • Oriëntatie en positiebepaling
  • Point of no return
  • Beoordelen van de vliegcondities onderweg
  • Gebruik van de GPS aan boord van het toestel
  • Beheersen van het werk in de cockpit
  • Correct integreren in het circuit van een veld (ander dan uw thuisveld), hierop een doorstart maken, terug integreren in het circuit en feilloos landen
  • Vliegerschap

Examentraining

  • De verworven kennis en vaardigheden toepassen
  • Correct naleven van de luchtvaartreglementering
  • Juist inschatten van de weersevolutie
  • Verder verfijnen van de vluchtpraktijk
  • Demonstreren van goed vliegerschap en de safety beginselen